Page 32

Boek Maastro NL binnenwerk.indb

30 Bunsen-beker. Element om Galvanische elektriciteit op te wekken. (Instrumentencollectie van het Centre Céramique, Maastricht) ook ‘gasbuizen’ genoemd. Faraday had immers al gezien dat, als hij een elektrische stroom door een met verdund gas gevulde glazen buis leidde, er zich merkwaardige lichtverschijnselen voordeden. Dit onderzoek kreeg een impuls toen de Duitse glasblazer Geissler (1814 -1879) in 1855 een kwikvacuümpomp ontwikkelde, waarmee die buizen beter vacuüm gezogen konden worden. Er ontstaat dan, na het aanbrengen van een spanning, een lichtboog die vlak achter de negatieve pool (kathode) begint en eindigt bij de positieve pool (anode). Dit verschijnsel werd in de negentiende eeuw door allerlei onderzoekers bestudeerd. De Duitse natuurkundige Johann Hittorf (1824 -1914) noemde in 1869 deze lichtboog ‘kathodestralen’ en de lichtverschijnselen in het gas en in de glaswand, daar waar de kathodestralen het glas troffen, werden luminescentie genoemd. Ook de Brit Sir William Crookes (1832-1919) experimenteerde met kathodestralen en liet zien dat in de buis aangebrachte radertjes tijdens de gasontlading gingen ronddraaien, suggererend dat ze door deeltjes getroffen werden. De fysicus Thomson (1856-1940) identificeerde deze deeltjes in 1898 als elektronen. Crookes toonde ook aan dat de kathodestralen door magneten afgebogen konden worden. Het belangrijkste experiment dat aan Röntgens ontdekking voorafging, werd in 1892 door de in Duitsland werkende Philip Lenard (1862 - 1947) uitgevoerd door zo’n vacuüm glasbuis van een dun aluminium venster te voorzien. De lucht buiten de buis bleek dan elektrisch geladen te worden en de doorgelaten straling kon fotografische platen belichten. Hij toonde aan dat dit door de kathodestralen kwam.


Boek Maastro NL binnenwerk.indb
To see the actual publication please follow the link above