Page 97

Boek Maastro NL binnenwerk.indb

95 verschillende vakgebieden waren. De Vereniging vond echter van niet en erkende een negental ziekenhuizen als opleidingsinstituut voor de gehele opleiding (dus voor zowel diagnostiek als therapie), zes voor uitsluitend diagnostiek en drie voor alleen therapie. Het ziekenhuis Calvariënberg in Maastricht werd voor de volledige opleiding erkend. Het AvL, het RRTI (Rotterdams Radiotherapeutisch Instituut) en het ziekenhuis Zuidwal in Den Haag werden erkend voor de opleiding radiotherapie. Enkele jaren later (1954) werd de opleidingsduur van vier jaar onderverdeeld in 2,5 jaar diagnostiek en 1,5 jaar therapie. De therapeuten uit het AvL waren hier uiterst ongelukkig mee. Zij vonden dat de opleiding therapie minstens drie jaren moest duren. Zij kregen vooralsnog niet hun zin. Therapie en diagnostiek groeiden echter steeds verder uit elkaar. Het AvL en het RRTI vervulden een fantastische voortrekkersrol op het gebied van radiotherapie, en in de academische en streekziekenhuizen gebeurde niet veel. Daar vond men bestralen weinig dankbaar werk. Het werd gezien als laatste redmiddel en de resultaten waren nog altijd slecht. Er waren ook maar weinig echte radiotherapeuten. Meestal deden de diagnosten het erbij. Maar met de komst van megavoltapparatuur en allerlei technieken om straling preciezer te richten en de dosis te optimaliseren, en door de steeds grotere kennis van de radiobiologie verbeterden de resultaten. Duidelijk werd dat speciale deskundigheid nodig was om die resultaten te bereiken. Niet alleen medische deskundigheid, maar ook fysische expertise en goed getraind hulppersoneel bleek nodig. Het AvL en het RRTI hadden deze mensen al veel langer in dienst, maar in de periferie deed de dokter het nog allemaal zelf. Het profiel van die dokter veranderde echter geleidelijk in die van een klinisch oncologisch specialist. Het bestralen van goedaardige aandoeningen gebeurde steeds minder en de nadruk kwam te liggen op de oncologie. Die klinisch oncologisch specialist moest kennis hebben van zaken als tumor- en radiobiologie, hij moest tumoren in het lichaam precies kunnen lokaliseren en kansen en risico’s met patiënten en collegae kunnen bespreken. Het nauwkeurig instellen van de apparatuur en de daarbij behorende dosisberekeningen en kwaliteitscontrole werd vooral het werk van de speciaal daarvoor opgeleide fysicus en van de laborant. De radiotherapeut bleef eindverantwoordelijke. Halverwege de jaren zestig ontwikkelde zich binnen de Vereniging een sectie radiotherapie met eigen reglementen en in 1972 werd het specialisme radiologie gesplitst in radiodiagnostiek en radiotherapie, maar een combinatie bleef ook mogelijk. Het duurde nog tot 1978 voordat de Vereniging ook daadwerkelijk opgesplitst werd en de Nederlandse Vereniging voor Radiotherapie opgericht kon worden. Een gecombineerde opleiding en beroepsuitoefening was toen niet meer mogelijk. In alle Limburgse ziekenhuizen is tot de komst van drs. Henri Lokkerbol in 1965 in Heerlen de radiotherapie door algemeen radiologen uitgeoefend. Ook hebben de dermatologen nog lange tijd radiotherapie gegeven. Dokter P.L. van Heusden, dermatoloog in Kerkrade, bestraalde tot zijn pensioen begin jaren zeventig zelf zijn patiënten. Sinds de oprichting van het Radiotherapeutisch Instituut Limburg (RTIL) worden alle bestralingsbehandelingen in Limburg verricht onder verantwoordelijkheid van radiotherapeuten van het RTIL en later van MAASTRO clinic.


Boek Maastro NL binnenwerk.indb
To see the actual publication please follow the link above