21 gesticht. Dit instituut werd in 1778 uit vrees voor de besmettelijkheid van kanker gesloten. In de negentiende eeuw werden weer nieuwe speciale instellingen voor de verzorging van patiënten met kanker gesticht. Deze waren vooral te vinden in Engeland (‘Cancer Hospitals’, vanaf 1802) en in Frankrijk (‘Oeuvres du Calvaire’, vanaf 1850). Ze hadden meestal een filantropische achtergrond en moeten meer als hospice dan als ziekenhuis worden beschouwd. Hospices waren nodig, omdat patiënten met kanker en gevorderde ziekten geweerd werden uit de gewone ziekenhuizen, deels bij gebrek aan behandelingsmogelijkheden en deels vanwege de potentiële besmettelijkheid. De populaire vrees voor besmettelijkheid en het geloof in vatbaarheid voor kanker in bepaalde families en bij een zwartgallig karakter bleven op de achtergrond het taboe op kanker en het institutioneel isolement voeden. Onrust en ongenoegen Tuberculose was de kenmerkende ziekte van rijk en arm in de negentiende eeuw. In de twintigste eeuw werd kanker gevreesde volksziekte nummer één. Onderzoek wees uit dat kankerverwekkende stoffen in de industrie en in de omgeving daarvan de oorzaak waren. Het kon niet anders of kanker was de prijs die betaald werd voor de ongebreidelde industrialisatie en verstedelijking. Dit gevoel van onbehagen had tot gevolg dat de samenleving, onder andere via collectes, veel geld opbracht voor kankeronderzoek. Daarnaast groeide het politieke ongenoegen over het uitblijven van resultaten in de strijd tegen kanker. In Nederland werden in 1914 met behulp van particulier geld de eerste kankerinstituten opgericht: het Antoni van Leeuwenhoekhuis in Amsterdam en het Rotterdams Radiotherapeutisch Instituut. Bij het gouden regeringsjubileum van koningin Wilhelmina in 1948 werd als geschenk van het volk twee miljoen gulden opgehaald voor de stichting van het Koningin Wilhelmina Fonds (KWF kankerbestrijding). De onrust en het ongeduld over een oplossing van het kankervraagstuk waren in de Verenigde Staten nog veel groter dan in Europa. Tot aan de Tweede Wereldoorlog werd vrijwel al het kankeronderzoek in Europa gedaan. Na 1945 namen instituten in de Verenigde Staten in hoog tempo de leiding van het kankeronderzoek over, waarvoor veel publiek en particulier geld beschikbaar kwam. Typisch Amerikaans was de keuze voor een oorlogsmetafoor. Vijand kanker werd in de war on cancer de oorlog verklaard. De ziekte moest met magic bullets bestreden worden. In 1971 tekende president Nixon de National Cancer Act, waardoor het National Cancer Institute NCI een ongekend hoog budget kreeg voor klinisch en vooral voor fundamenteel onderzoek (van 400 miljoen tot 1 miljard dollar per jaar). Zonder twijfel heeft dit programma een beslissende invloed gehad op het onderzoek naar de oorzaak van kanker en op de sterk verbeterde overlevingskansen van patiënten met kanker. President Richard Nixon tekende in 1971 de National Cancer Act. Hierin werd onder de slogan ‘war on cancer’ een grote subsidie van de Amerikaanse overheid vastgelegd voor het klinische en fundamentele onderzoek van kanker in de Verenigde Staten.
Boek Maastro NL binnenwerk.indb
To see the actual publication please follow the link above