149 bedrijfsvoering en één voor de patiëntenzorg, het onderwijs en het onderzoek. Het RTIL was vrij in de benoeming van de eerste. In de tweede functie zou de hoogleraar radiotherapie van de medische faculteit worden benoemd, die ook afdelingshoofd bij het azM zou zijn. Deze beslissing had persoonlijke gevolgen voor de zittende radiotherapeut-directeur De Jong omdat het azM en de universiteit zijn benoeming als afdelingshoofd en hoogleraar niet wilden bekrachtigen. Hij legde in 1995 zijn directeursfunctie neer, maar bleef wel opleider. De in 1991 aangestelde adjunctdirecteur, mevr. L.J.M. Klaasse-van Remortel, was in 1993 benoemd tot directeur bedrijfsvoering en bleef aan in die functie. Zij was de drijvende kracht achter de professionalisering van bestuur en management van het RTIL en van nog veel meer. Het bestuur van het RTIL, tot dat moment bestaande uit vertegenwoordigers van de participerende ziekenhuizen en de universiteit, trad in 1993 terug en ging functioneren als een raad die toezicht houdt op de raad van bestuur. Het duurde echter nog tot 2004 voordat de laatste vertegenwoordiger van een van de ziekenhuizen de raad van toezicht verliet en deze raad uitsluitend bestond uit leden zonder achterban. Alleen de De plaquette die herinnert aan de opening van de nieuwbouw en de ingebruikneming van de derde lineaire versneller in 1989 door gouverneur dr. J. Kremers. (Atrium MC Heerlen) Het RTIL in Heerlen eindelijk boven de grond: 1989. (Atrium MC Heerlen) cliëntenraad en de OR hadden nog het recht - bij wet geregeld - elk een lid van de raad van toezicht voor te dragen. Klaasse was enig lid van de raad van bestuur vanaf 1995 tot 2000, in welk jaar de openstaande vacature voor een hoogleraar-radiotherapeutdirecteur werd vervuld. Na verloop van tijd werd het steeds duidelijker dat werken op twee locaties (Heerlen en Maastricht) op veel bezwaren en problemen stuitte. Dat was voor Klaasse mede aanleiding om prof. dr. F.J. Cleton advies te vragen over de meest optimale situatie voor het instituut. Cleton bracht zijn advies uit op 15 januari 1998. (Hierna was hij overigens gedurende twee jaar voor één dag in de week interim-medisch directeur van het RTIL.) Hij deed de volgende aanbevelingen: 1. Verplaatst het RTIL als zelfstandig instituut in zijn totaliteit naar Maastricht. 2. Academiseer de radiotherapie. Benoem een hoogleraar die tevens medisch directeur wordt van het RTIL; stel een staf aan voor onderwijs en onderzoek in een goed gestructureerd samenwerkingsverband met het azM en de faculteit Geneeskunde van de Universiteit Maastricht.
Boek Maastro NL binnenwerk.indb
To see the actual publication please follow the link above