Page 146

proefschrift gommer inhoud met kaft.indd

Samenvatting gekwantificeerd door middel van een dynamisch model van neurovasculaire koppeling (NVK). De VOFR wordt beschouwd als het antwoord van het model op een stapvormige visuele stimulus. De gemeten flow bestaat echter ook uit een component die ontstaat door de reactie van het continu actieve proces van dCA op optredende bloeddrukvariaties. Dit effect wordt geëvalueerd door het NVK-model uit te breiden met een model voor dCA. VOFR NVC parameters van 71 patiënten zijn geschat met twee modellen: het RG model is het bekende 2e orde dynamische NVC model. Het tweede RGCA model is een uitbreiding van het RG model met een CBFV component die de uitgang is van een dCA model met bloeddruk als ingang. Beide modellen worden geëvalueerd voor gemiddelde en systole CBFV VOFR responsies. De model-naar-data fitfouten zijn voor het RGCA gemiddelde en systole bloeddrukgecorrigeerde model significant lager vergeleken met het RG model: gemiddelde 0.8 % ± 0.6 vs. 2.4 % ± 2.8 p<0.001, systole 1.5 % ± 1.2 vs. 2.2 % ± 2.6 p<0.001. De betrouwbaarheidsintervallen van alle RGCA geschatte NVC model parameters zijn significant (p<0.005) smaller. Geconcludeerd kan worden dat bloeddrukcorrectie bij het fitten van NVC responsies, door dCA toe te voegen aan het model, leidt tot significant lagere fitfouten en tot betrouwbaardere schattingen van de modelparameters. Bloeddrukcorrectie blijkt effectiever wanneer gemiddelde in plaats van systole CBFV responsies worden gebruikt. Bij meting en kwantificering van NVC dient daarom slag-op-slag bloeddrukmeting plaats te vinden. In hoofdstuk 6 wordt een methode geïntroduceerd om dCA te evalueren tijdens normothermische nonpulsatiele cardiopulmonaire bypasschirurgie (CPB). Deze methode berust op continue meting van invasieve arteriële bloeddruk, MCA bloedstroomsnelheid door transcraniele Doppler sonografie, in-lijn arteriële CO2 concentratie en pompflow. dCA wordt tijdens CPB bepaald door middel van TFA, gebaseerd op geïnduceerde bloeddrukvariatie door cyclische 6/min veranderingen van pompflow van 2.0 naar 2.4 tot 2.8 l/min/m2. In 37 patiënten wordt tijdens CPB de haalbaarheid getest van deze methode om dCA te evalueren bij hypocapnie (paCO2 = 30 mmHg), normocapnie (paCO2 = 40 mmHg) en hypercapnie (paCO2 = 50 mmHg). dCA fase neemt significant af (p<0.01) bij toename van paCO2 van hypocapnie (0.58 ± 0.3 rad) naar normocapnie (0.31 ± 0.2 rad) en hypercapnie (0.1 ± 0.1 rad). Ook de gain neemt af (p<0.01) bij toegenomen paCO2 van hypocapnie (3.4 ± 2 %/mmHg) naar normocapnie (2.2 ± 0.9 %/mmHg) en hypercapnie (1.4 ± 0.4 %/mmHg). Geconcludeerd kan worden dat evaluatie van dCA tijdens CPB mogelijk is door het veranderen van de pompflow in een ritme van 6/min. Hypercapnie resulteert in verminderde dCA. Verdere studies kunnen 144


proefschrift gommer inhoud met kaft.indd
To see the actual publication please follow the link above