Page 35

Boek Maastro NL binnenwerk.indb

33 Elektromagnetische straling Elektromagnetische straling (EM straling) is alom in onze omgeving aanwezig en kan worden ingedeeld naar golflengte of energie. De straling bestaat uit zogenoemde fotonen. Dit zijn pakketjes energie die zich met de lichtsnelheid voortbewegen. Radiogolven, maar ook het zichtbare licht zijn EM straling; deze hebben een lange golflengte en een lage energie. Röntgen- en gammastraling hebben daarentegen een korte golflengte en een hoge energie, en zijn daardoor ioniserend. Het verschil tussen röntgen- en gammastraling zit hem niet in die energie, maar in de oorsprong van de straling. Röntgenstraling ontstaat vooral in elektronprocessen, bijvoorbeeld wanneer versnelde elektronen inwerken op materie. Dat gebeurt in stralingstoestellen, zoals een röntgenbuis of een modern bestralingsapparaat, bijvoorbeeld een lineaire versneller. Zolang het toestel aan staat, dus onder spanning staat, komt er straling uit. Eenmaal uitgeschakeld komt er uit het toestel geen straling meer. Dit in tegenstelling tot gammastraling afkomstig van radioactieve stoffen. Deze straling wordt veroorzaakt door energieovergangen binnen een atoomkern, zonder dat beïnvloeding van buitenaf mogelijk is. Een radioactieve stof straalt altijd. In de natuur worden allerlei stoffen gevonden die van nature radioactief zijn. Dat wil zeggen dat ze instabiel zijn EM spectrum. I.L. ten Kate. (Http://www.google.nl) en onder uitzending van alfa-, beta- en vaak ook gammastraling proberen stabiel te worden. Daar gaan soms vele jaren overheen; de tijd waarin de helft van die activiteit vervalt, wordt wel halfwaardetijd genoemd. Radium is een voorbeeld van zo’n instabiel radionuclide. Het verliest in ongeveer 1600 jaar de helft van zijn activiteit. Dat verval gaat gepaard met het uitzenden van α-, β- en γ-straling. De α-deeltjes (straling) zijn helium kernen, de β-deeltjes (straling) zijn elektronen (β-) en de γ-straling bestaat uit fotonen (EM straling). Bij extern gebruik van radionucliden als stralingsbron is het vooral de γ-straling die voor het effect zorgt. Het doordringingsvermogen van α- en β-straling is hiervoor te gering. Om daarvan wel effectief gebruik te kunnen maken, moet het radionuclide zich open in het te bestralen weefsel bevinden, zoals bij radionuclidentherapie. De activiteit is dan meestal ingebouwd in een verbinding die zich min of meer specifiek bindt aan het te bestralen weefsel. Bij brachytherapie - brachy is Grieks voor dichtbij, korte afstand - wordt de activiteit ook in de tumor ingebracht, vaak in ‘zaadjes’, draad, pellets, naalden of een applicator, maar dan is toch de gammastraling uit het radionuclide het werkzame agens. Momenteel (2014) worden meestal de radionucliden jodium (I-125) of iridium (Ir-192) gebruikt. Vroeger, begin twintigste eeuw, gebruikte men daarvoor radium. Vandaar destijds de naam radiumtherapie.


Boek Maastro NL binnenwerk.indb
To see the actual publication please follow the link above