G.J. van der Plaats jr. Gerard van der Plaats jr. (1917) had, voordat hij geneeskunde ging studeren, al een doctoraalexamen scheikunde op zak (Groningen, 1945). Zijn oom dr. G.J. van der Plaats sr. had hem overgehaald ook nog eens zijn artsdiploma te halen (Groningen, 1945 -1951) om daarna radioloog te worden. Junior kwam daartoe in Maastricht in opleiding (1951-1956) en promoveerde in 1958 in Groningen waar senior, inmiddels hoogleraar, zijn promotor was. Het promotieonderzoek ging over de terugkaatsing van straling bij contacttherapie en stelde de vraag of de arts die de behandeling uitvoerde, zichzelf extra tegen die stralen moest beschermen. (Zie afbeelding in hoofdstuk 9 op bladzijde 98.) Het was een onderwerp dat zowel de promotor als de promovendus moet hebben aangesproken. Beiden waren immers nogal fysisch-mathematisch ingesteld. Daar hield hun overeenkomst echter ook op. Neef Van der Plaats was een enigszins verlegen man, die liefst in stilte zijn werk deed, maar altijd een warme belangstelling voor de ander uitstraalde. Die eigenschappen waren op de oom minder van toepassing. Die stond graag zelf op de voorgrond en was uiterst ambitieus. Je zou kunnen zeggen dat wat senior te veel aan ambitie had, junior te weinig had. In 1956 vestigde Van der Plaats jr. zich definitief in Maastricht in een soort dienstbetrekking bij zijn oom. Vanaf dat moment was hij verantwoordelijk voor de radiotherapie in het Sint- Annadalziekenhuis. Hij deed dat met alle technische nauwkeurigheid die hem toen ter beschikking stond, maar vooral ook met grote betrokkenheid bij zijn patiënten. Hij nam de rust en de tijd om naar hen te luisteren en bemoedigend toe te spreken. Die radiotherapie was toentertijd echter geen dagtaak. De diagnostiek vroeg meer aandacht en zo’n gecombineerde beroepsuitoefening was toen nog heel gebruikelijk. Bij Lokkerbols komst naar Heerlen in 1965 was Van der Plaats jr. dus verantwoordelijk voor de radiotherapie in Maastricht. Veel samenwerking is er echter nooit geweest. Van der Plaats jr. was, met zijn oom, van mening dat de kobalttherapie geen lang leven beschoren zou zijn, omdat deze behandeling te agressief was en te veel gezond weefsel aantastte. Lokkerbol daarentegen vond de klassieke orthovolttherapie van Van der Plaats onvoldoende effectief. Beiden hadden gelijk. Junior werd, nadat senior met pensioen gegaan was (1968), opleider radiodiagnostiek in het Sint-Annadalziekenhuis en hij bleef dat combineren met de radiotherapie. Ook was hij intens betrokken bij de opleiding voor radiologisch laboranten. Het aantal patiënten dat hij voor radiotherapie verwezen kreeg, nam echter snel af, omdat ook de Maastrichtse specialisten meer heil zagen in de kobaltbestralingen. In 1981 ging hij met pensioen en verdween de radiotherapie naar Heerlen. 113 mogelijk was. Op meerdere plaatsen in Nederland kwamen radiotherapeutische instituten van de grond die opgericht waren door een aantal ziekenhuizen. Datzelfde gold overigens ook voor streeklaboratoria voor bloedonderzoek, bacteriologie en pathologische anatomie: de mogelijkheden van een individueel ziekenhuis waren beperkt, maar samenwerking tussen een aantal ziekenhuizen kon leiden tot goed geoutilleerde afdelingen. Mogelijk speelde ook de start van de achtste medische faculteit in Maastricht een rol. Doelstelling van deze stichting was (en is): (…) de oprichting, exploitatie en instandhouding van een radiotherapeutisch instituut in het zuidelijke gedeelte van Limburg, ten behoeve van de bevolking van Zuid- en Midden-Limburg. (…) De stichting tracht haar doel te bereiken door de exploitatie van het radiotherapeutisch instituut te Heerlen door al hetgeen wat daartoe dienstig is, zulks, desgewenst, in directe samenwerking met alle daarvoor in de regio aanwezige algemene ziekenhuizen en verdere instituten of andere organen van gezondheidszorg. Het duurde tot 1977 voordat het RTIL door de overheid officieel erkend werd als radiotherapeutisch instituut. Dat tijdstip valt samen met het vertrek van Henri Lokkerbol. Hij stopte eind 1976 gedwongen met werken vanwege het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd in dat jaar; de ziekenhuisdirectie gaf hem geen toestemming na zijn pensioen als radiotherapeut actief te blijven. Dat stemde hem bitter. Na kennis gemaakt te hebben met zijn opvolger, de radiotherapeut dr. A.H. Keijser, verliet hij het ziekenhuis stilletjes, via de achterdeur. Keijser startte als radiotherapeut en eerste werknemer in dienst van het RTIL op 1 januari 1977, vooruitlopend op de erkenning door de overheid van deze stichting. Hij kon aan de slag met de verdere uitbouw van dit instituut.
Boek Maastro NL binnenwerk.indb
To see the actual publication please follow the link above