99 Van der Plaats had zich voor de oorlog vooral geconcentreerd op de radiotherapie. Hij had tot 1936 in Eindhoven als radiotherapeut gewerkt en was wetenschappelijke geïnteresseerd in de zogeheten contacttherapie. Dit is een elegante methode om huidkanker te bestralen. Hij heeft deze beschreven en klinisch geëvalueerd en is er in 1938 in Utrecht op gepromoveerd. In 1936 bestraalde hij in Maastricht al 175 patiënten (contact- en dieptetherapie); over radiumtherapie zegt het jaarverslag van dat jaar niets. Waarschijnlijk had hij de radiumbehandelingen vervangen door contacttherapie. Ook Twaalfhoven heeft vanaf zijn aanstelling radiotherapie gegeven, hoewel bij hem meer de nadruk lag op de diagnostiek. Behalve contacttherapie waren er in die tijd weinig nieuwe ontwikkelingen. Er werd uitsluitend ‘orthovolt’ bestraald. Dit wil zeggen dat het spanningsgebied van de röntgenbuis onder de 300 kV bleef, waardoor het doordringvermogen van de straling beperkt was. Ook was in die tijd de ligging en grootte van een in de diepte van het lichaam gelegen kankergezwel niet nauwkeurig te bepalen en moest de stralingsapparatuur met een soort timmermansoog ingesteld worden. De dieptebestralingen waren daardoor onnauwkeurig. Pas in de jaren vijftig kreeg Nederland met het telekobalttoestel en de lineaire versneller de beschikking over krachtiger apparatuur. Nog veel later werden er instelmethoden ontwikkeld om nauwkeuriger te kunnen richten. Ook Philips was betrokken bij die ontwikkelingen, maar Maastricht was hiervoor geen testsite. De radiotherapie bleef in de Limburgse ziekenhuizen beperkt tot Röntgenkaustiekmethode of contacttherapie De röntgenkaustiekmethode of contacttherapie berust op het principe dat de intensiteit van de röntgenstraling omgekeerd evenredig is aan het kwadraat van de afstand tot de bron. Dus als de afstand tot de bron verdubbelt neemt de intensiteit van straling met een factor 4 af. Bij een huidtumor die één centimeter voor een röntgenbron wordt geplaatst ontvangt, louter geometrisch gezien, weefsel een centimeter onder de huid nog maar 25% van de dosis van het tumoroppervlak. Indien dan ook nog gebruik gemaakt wordt van weinig doordringende röntgenstraling van 20-50 kV, dus straling waarvan de energie sterk door het weefsel geabsorbeerd wordt, is het mogelijk oppervlakkige tumoren te bestralen zonder het diepere weefsel te beschadigen. Van der Plaats zag deze methode bij Henri Chaoul in de Charité in Berlijn, onderzocht en beschreef het werkingsmechanisme, waarna Philips geschikte apparatuur ontwikkelde. De hoge lokale dosis was meestal bereikbaar met bestralingstijden van enkele tientallen seconden, waardoor uit de hand bestraald kon worden. Omdat de tumor als het ware werd weg geëtst, noemde Van der Plaats het röntgenkaustiek. Deze naam is echter nooit ingeburgerd. Ook tumoren in de mondholte en aan de baarmoedermond waren met deze methode bereikbaar. De methode is nog lange tijd toegepast, vooral ook door dermatologen. Röntgenbuis voor röntgenkaustiek. Uit het proefschrift van Van der Plaats (1938). (Privébezit)
Boek Maastro NL binnenwerk.indb
To see the actual publication please follow the link above